Rechter ontneemt vader inspraak over behandeling puberteitsremmers dochter

via Voorzij.nl

De rechterlijke macht trekt zich nog niets aan van de internationale groeiende terughoudendheid rond het inzetten van puberteitsremmers voor het behandelen van genderdysforie bij kinderen. In een recente rechtszaak tussen de ouders van een elfjarig meisje verleende de rechter vervangende toestemming aan de moeder voor het starten met puberteitsremmers. Hiermee is toestemming van de vader niet meer nodig. Hij weigerde die tot nu toe te geven omdat hij nader onderzoek door het Radboud UMC of Amsterdam UMC af wil wachten. Volgens hem zijn de conflicterende gevoelens van zijn dochter over haar geslacht het gevolg van de echtscheiding tussen haar ouders.

Pauzeknop

De rechter gaat in haar oordeel volledig mee in het argument van de moeder dat puberteitsremmers enkel een “pauzeknop” zouden zijn en een verlenging van het diagnostische proces, in plaats van de eerste stap in een levenslang medisch traject. Het behandelen met puberteitsremmers, op 15- of 16-jarige leeftijd gevolg door hormonen van het andere geslacht, staat bekend als de Nederlandse behandelmethode. De afgelopen paar jaar is deze strategie steeds zwaarder onder vuur komen te liggen in andere landen. Het uitstellen van de puberteit heeft risico’s voor de ontwikkeling van de hersenen, botdichtheid en seksualiteit. Bovendien gaan bijna alle kinderen die met deze medicatie zijn begonnen over op hormoonbehandeling. In de rechtszaak die Keira Bell aanspande in het Verenigd Koninkrijk, raakte de rechtbank overtuigd van het feit dat puberteitsremmers niet als “pauzeknop” gezien kunnen worden. Zij oordeelde daarom dat kinderen van dertien jaar oud en jonger de gevolgen van deze behandeling niet kunnen overzien en dus geen instemming kunnen verlenen. 

Haast

Ondanks dat de vader deze discussie over de behandeling aandroeg als reden voor zijn voorzichtige houding, beweerde de rechter dat “niet [is] gebleken dat deze medicatie schadelijk is”. Sterker nog, zij zag zelfs geen reden om onderzoek van één van de UMC’s af te wachten om te concluderen dat zo snel mogelijk starten met de medicatie in het belang van het meisje is. Hiermee gaat zij rechtstreeks in tegen het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad adviseerde juist een second opinion van het Radboud UMC af te wachten. De rechter wees dit af omdat het te lang zou duren, terwijl het meisje naar verwachting binnen een half jaar terecht zou kunnen. De borstontwikkeling van het elfjarige meisje was begonnen en zelfs potentieel uitstel van een paar maanden zou al te lang zijn: “Ondertussen gaat de vrouwelijke ontwikkeling van [naam minderjarige] wel verder, met alle (mogelijke) gevolgen van dien,” aldus de rechter. 

Ideologie in de rechtbank

Het is overduidelijk dat er geen scheiding tussen de genderdoctrine en de rechterlijke macht is in deze zaak. In de notulen wordt met mannelijke voornaamwoorden verwezen naar het meisje. Er wordt gesproken over “zijn borsten” en het feit dat “hij” al een binder draagt om die borsten plat te drukken. Puur omdat zij de wens heeft geuit om een jongen te zijn en een diagnose voor genderdysforie heeft. Blijkbaar is dat voldoende om ook in rechtbankdocumenten te doen alsof het dan echt om een jongen gaat. Als een oprechte gelovige koos de rechter partij voor de medegelovige: de moeder van het kind. Voor hen staat het al vast dat het meisje eigenlijk een jongen is en medisch behandeld moet worden. Afwegingen van de Raad voor Kinderbescherming, de vader, en zelfs het genderteam van Radboud UMC worden terzijde geschoven of omzeild. En nu is er een zorgwekkende uitspraak vastgelegd die toekomstige zaken kan beïnvloeden.